RECENSIE
DVD

Q: The Winged Serpent(1982)

Na jaren uitsluitend voor televisie en direct-to-video te hebben geschreven, lijkt genreveteraan Larry Cohen eindelijk weer voet aan de grond te hebben in Hollywood. Met de door hem geschreven thrillers PHONE BOOTH en CELLULAR heeft hij zichzelf opnieuw uitgevonden als een ‘king of high concept’. Daartegenover staan zijn eigen excentrieke genrefilms van twintig, dertig jaar geleden, waarin naast een origineel uitgangspunt vaak ook een overvloed aan interessante ideeën viel te ontwaren, een subtekst zelfs, en die zich nooit tot één genre beperkten.

Drie van Cohens beste films zijn samengebracht in de The Larry Cohen Collection van Blue Underground. ‘You always go where the money is’, zegt Larry Cohen op het audiocommentaar van BONE. Hij beantwoordt hiermee de vraag van gesprekspartner William Lustig waarom hij niet meer films gemaakt heeft die in de lijn liggen van zijn satirische debuut.

BONE gaat over een blank echtpaar in Beverly Hills dat geterroriseerd wordt door een grote, zwarte man, genaamd Bone (Yaphet Kotto). De heer des huizes, Bill (Andrew Duggan), een autoverkoper die zijn waar aanprijst via succesvolle tv-spotjes, wordt gedwongen zijn spaarrekening leeg te halen. Is hij binnen anderhalf uur niet terug, dan gaat zijn vrouw Bernadette (Joyce van Patten) eraan. Zou dit gegeven in handen van Cohen anno 2004 een spannende thriller kunnen opleveren, bijvoorbeeld als een race tegen de klok in real time, 32 jaar geleden maakte hij er een maatschappelijk geëngageerde, inktzwarte komedie van, waarvan de betekenis bovendien volstrekt ambigu is. De film begint en eindigt met een close-up van een gloeilamp, die volgens Cohen een idee symboliseert, net zoals in strips en tekenfilms. De gloeilamp brandt in de Spaanse gevangeniscel waar de zoon van het echtpaar een straf uitzit voor drugssmokkel. Daarmee wekt Cohen de suggestie dat de hele film een fantasie van de zoon zou kunnen zijn, een fantasie waarin zijn haat jegens zijn ouders, die hem niet te hulp kwamen, een uitlaatklep vindt.

De rest van de film biedt echter nauwelijks aanknopingspunten voor deze interpretatie. BONE lijkt toch meer te gaan over de raciale verhoudingen in de VS, die sinds het uitbrengen van de film in 1972 volgens Cohen nauwelijks zijn veranderd. Met zijn grote lijf, Afrikaanse gelaatstrekken, jazzy loopje en brede grijns belichaamt Kotto in de rol van Bone de dreiging die voor de blanke middenklasse van een arme zwarte man uitgaat. Zelfs zijn naam heeft iets primitiefs. Bone beantwoordt zo sterk aan dat clichébeeld dat hij net zo goed gezien kan worden als een hersenschim, ontsproten aan de verbeelding van een verveelde blanke huisvrouw. Anderzijds valt er ook iets voor te zeggen dat de hele film een angstdroom is van Bill, vanuit wiens perspectief we enkele bizarre dagdromen te zien krijgen, zoals de scènes waarin hij autowrakken vol lijken aan de man probeert te brengen.

BONE (in Nederland en Vlaanderen ooit uitgebracht als DE HUFTER) lijkt een samensmelting van fantasieën, dagdromen en nachtmerries van verschillende personages en de ‘jazzy’ filmstijl, vol jumpcuts en associatieve inserts, sluit daar uitstekend op aan. Een klein kunstwerkje, deze debuutfilm van wat toen al een doorgewinterde scenarioschrijver was. Cohen (1938) begon zijn loopbaan namelijk eind jaren vijftig, in de nadagen van live televisie. Onder het motto ‘de aanhouder wint’ leurde hij, amper twintig jaar oud, met zijn scenario’s langs de verschillende tv-stations in New York. Hij schreef afleveringen voor verschillende tv-series en bedacht een aantal succesvolle feuilletons, waaronder de SF-serie The Invaders. Cohen verhuisde naar Hollywood en begon filmscenario’s te verkopen, maar omdat hij telkens teleurgesteld was over het eindresultaat, besloot hij ze zelf te gaan regisseren.

GUERRILLA
Hoewel Cohen zelf erg tevreden was (en is) met BONE, kan zijn debuutfilm bepaald geen commercieel succes genoemd worden. Grote distributeurs vonden ‘m interessant en grappig, maar hadden geen idee hoe ze de dwarse film aan de man konden brengen. Uiteindelijk werd hij aangekocht door Jack H. Harris, producent van THE BLOB. In een kort vraaggesprek op de dvd legt deze uit hoe hij BONE achtereenvolgens als blaxploitation en seksfilm probeerde te verkopen. Zonder veel resultaat. Cohen is daar, misschien terecht, nog steeds verbolgen over. Volgens hem had Harris de film moeten promoten als wat hij was, een zwarte komedie. ‘Als BONE de acceptatie en het succes had gekend waar ik op hoopte, dan was mijn carrière heel anders verlopen’, verzucht Cohen. Om vervolgens zelfs critica Pauline Kael in de schuld te laten delen. Zij schreef een vernietigende recensie, wat er volgens Cohen aan zou hebben bijgedragen dat andere critici het niet voor de film durfden op te nemen. Tikkeltje vergezocht.

Op de vraag van Lustig waarom hij niet vaker films als BONE gemaakt heeft, mag de regisseur dan eerlijk antwoord hebben gegeven, het blijft jammer dat Cohen de kunstenaar zich niet vaker zo prominent gemanifesteerd heeft. Maar ja, ‘you always go where the money is’, dus toen producent Samuel Arkoff hem na een screening van BONE vroeg om een blaxploitationfilm te maken met Fred Williamson (Arkoff: ‘Jij weet wel hoe je die zwarten moet regisseren’), hapte hij toe. Het resultaat, BLACK CAESAR (1973), werd een groot succes en terwijl Cohen alweer bezig was met de opnamen van IT’S ALIVE (1974), wat zijn tweede grote hit zou worden, smeekte Arkoff hem om een vervolg. Doordeweeks filmde Cohen IT’S ALIVE, in de weekenden het vervolg op BLACK CAESAR, getiteld HELL UP IN HARLEM.

Die economische manier van werken, zeg maar gerust guerrilla-aanpak, zou een van zijn sterkste kanten blijven. Cohen werkte snel en goedkoop, waardoor het beeld zou kunnen ontstaan van een vakkundige, handige B-filmer in de beste Corman-traditie. Neem Cohens tweede horrorfilm, GOD TOLD ME TO (1976), die als tweede titel in de dvd-box is opgenomen en waarin Tony Lo Bianco als New Yorkse rechercheur een reeks op eerste gezicht onsamenhangende moorden onderzoekt, waarvoor de verschillende daders telkens één verklaring aanvoeren: ‘God told me to.’ Vrijwel alle lokatieopnamen gebeurden zonder vergunning (‘Ik doe net alsof New York mijn eigen persoonlijke studio back lot is’); Tony Lo Bianco, die drie dagen per week andere verplichtingen had, werd in een groot aantal shots vervangen door een stand-in, en voor de opnamen van een ruimteschip werd uit Engeland afkomstige stock footage gebruikt. (Cohen werd er later door fans op gewezen dat die laatste uit de sciencefiction-serie Space 1999 afkomstig was!)

GLAZENWASSERS
Ook bij de monsterfilm Q: THE WINGED SERPENT uit 1982, die deze dvd-box completeert, werkte Cohen snel en goedkoop. Naar eigen zeggen is dat de enige manier waarop hij een film kan maken, omdat hij complete controle over de productie wil. Hoe groter de budgets, hoe meer bemoeienis. Precies om die reden werd hij als regisseur ontslagen bij I, THE JURY (1982), een Mike Hammer-film waarvoor hij eveneens het scenario had geschreven. Binnen een week had hij Q op de rails, inclusief sterren David Carradine en Michael Moriarty.

De laatste maakt een waar spektakel van zijn rol als kruimeldief annex mislukte jazzpianist; als enige in New York kent hij de broedplaats van de Azteekse gevleugelde slang Quetzlqoatl die de stad onveilig maakt. Niet het monster speelt de hoofdrol, maar Moriarty’s personage, een misfit en een loser die heel even de machtigste man van New York is. Hoewel Cohen nog drie keer met Moriarty zou werken, beleeft de acteur hier zijn finest hour, met name in de scène waarin Moriarty in een grote vergaderruimte de onderhandelingen aangaat met de commissaris van politie en diens adviseurs.

Voor één keer tastte Cohen diep in de buidel om op een bepaalde lokatie te mogen filmen: het Chryslergebouw in New York. Hij kreeg toestemming om op de bovenste etage te filmen, maar toen hij een laddertje ontdekte dat helemaal tot aan de nok leidde, werd dat de schuilplaats van het monster. Onder de nok waren enorme openingen waar je loodrecht naar beneden kon kijken. Toen Cohen glazenwassers hun werk zag doen in manden die op grote hoogte langs het gebouw hingen, voorzag hij ze van politieuniformen en machinegeweren, en liet ze op het vliegende serpent schieten dat later met goedkope maar effectieve special effects werd toegevoegd. De shots van in paniek weg rennende voetgangers kwamen uit GOD TOLD ME TO.

Q werd geboren uit Cohens liefde voor de architectuur van New York: de wolkenkrabbers als torens en piramides, opgetrokken als kunstwerken voor een godheid. Een Azteekse god als Quetzcoatl zou zich volgens Cohen uitstekend thuisvoelen in de Big Apple. Maar nogmaals, niet het monster is fascinerend, maar Moriarty’s personage. Q is een karakterstudie in een monster movie, doorspekt met elementen uit het genre van de politiefilm. Die mix van genres komt ook terug in GOD TOLD ME TO, dat begint als voorloper van THE EXORCIST III en FALLEN, om later onder invloed van sci-fi-elementen, echo’s uit paranoiathrillers als THE PARALLAX VIEW en een romantische driehoeksverhouding een existentiële ondertoon te krijgen.

KILLER YOGHURT
Cohen denkt ‘out of the box’ en benadert elk onderwerp dus net even anders, met als resultaat dat zijn genrefilms hun origine vaak ontstijgen. Zo wordt een monsterfilm een karakterstudie (Q), zit een trilogie over monsterbaby’s tjokvol overpeinzingen over het Amerikaanse gezinsleven, de abortuskwestie en de medische wetenschap (IT’S ALIVE; IT LIVES AGAIN, 1978; IT’S ALIVE III: ISLAND OF THE ALIVE,1986), en blijkt een film over de invasie van killer yoghurt een satirische aanklacht op de Amerikaanse voedselindustrie en massaconsumptie (THE STUFF, 1985).

Zelfs wanneer de film tegenvalt, zijn er een paar leuke vondsten in aan te wijzen. Neem A RETURN TO SALEM’S LOT (1987), waarin Cohen vampirisme en antropologie bij elkaar brengt en de traditionele vampierdoder inruilt voor een Wiesenthal-achtige nazi-jager, gespeeld door Sam Fuller. Maar wat ook opvalt aan het officieuze vervolg op SALEM’S LOT is de ongeïnspireerde regie. De bravoure van BONE is hier ver te zoeken. Dat geldt eigenlijk voor alle films die Cohen maakte in de tweede helft van zijn loopbaan als regisseur, die in 1996 tot een voorlopig einde kwam met de retro-blaxploitation van ORIGINAL GANGSTAS. Sinds de jaren tachtig legde Cohen zich sowieso meer toe op het schrijven van scenario’s, onder andere voor de MANIAC COP-films van William Lustig, die zelf een jaar later met UNCLE SAM ook zijn laatste film zou regisseren, naar een script van Cohen.

Op het audiocommentaar komt voorzichtig Cohens terugkeer naar de regiestoel ten sprake. Op dit moment werkt hij aan een remake van IT’S ALIVE, waarin hij genetische manipulatie aan de kaak wil stellen. Een remake? Zou Cohen door zijn ideeën heen zijn? Dat blijkt niet uit de regelmaat waarmee hij tegenwoordig zijn scenario’s verkoopt aan Hollywood-studio’s. Waarschijnlijk ziet hij in IT’S ALIVE een film met een grote kans opnieuw een hit te worden. Horror is hot, nietwaar? En laten we niet vergeten: ‘You always go where the money is’.

Extra’s: **1/2

Copyright Roel Haanen. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #65, winter 2004/2005.

© Roel Haanen
1 december 2004
  • Titel
    Q: The Winged Serpent
  • Lengte
    93 minuten
  • Regie
    Larry Cohen
  • Scenario
    Larry Cohen
  • Cast
    David Carradine, Michael Moriarty, Candy Clark
  • Taal
    English
  • Land
    United States
  • Trailer
Meer Horror
guest
0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments

Ons magazine bevat nóg veel meer.

Word abonnee!

Als je houdt van de genrefilm, is ons magazine echt wat voor jou.
Neem een abonnement en voor slechts 35 euro valt-ie 6x per jaar op je mat.