RECENSIE
DVD

The Exorcist (directors cut)(1973)

In oktober vorig jaar werd in de VS THE EXORCIST opnieuw uitgebracht. Geen gek idee in een tijd die, na een overkill aan genreparodieën, rijp leek (en lijkt) voor serieuze huiver.

Distributeur Warner zag zijn gok dan ook beloond. In het kielzog van THE SIXTH SENSE en THE BLAIR WITCH PROJECT sleepte de inmiddels 27 jaar oude klassieker, in een nieuwe montage, nog zo’n kleine vijftig miljoen dollar binnen. Schokkend Nieuws zette de film al eens bovenaan ‘De Lijst van de Eeuw’ (#43), maar voor het handjevol zonderlingen dat de afgelopen dertig jaar winterslaap hield, volgt ten overvloede een beknopte samenvatting.

Georgetown, begin jaren ’70. Regan (Blair), de tienerdochter van filmactrice Chris MacNeil (Burstyn), vertoont tekenen van demonische bezetenheid. Nadat medisch onderzoek geen enkele fysieke oorzaak van het verschijnsel aan het licht heeft kunnen brengen, roept Chris de hulp in van de jonge priester Damien Karras (Miller) die na de dood van zijn moeder onder schuldgevoelens gebukt gaat en mede daardoor in een geloofscrisis verkeert. Karras doet op zijn beurt weer een beroep op de ervaren exorcist Lankester Merrin (Von Sydow), waarna beide priesters de strijd aanbinden met de vuilbekkende en groene gal spuwende demon in het frêle meisjeslichaam.

Meer dan een kwart eeuw geleden spuwde de gevreesde Newyorkse critica Pauline Kael haar gal om een andere reden: ‘Noch de producent/schrijver William Peter Blatty noch de regisseur William Friedkin toont enig gevoel voor de hulpeloosheid en het lijden van het jonge meisje en haar moeder.’ De filmmakers ‘cried all the way to the bank’, zoals dat heet, maar anno 2000 wilde Friedkin naar aanleiding van de opgepoetste rerelease van de film wel toegeven dat de oorspronkelijke versie een tikkeltje kil was. ‘De nieuwe is veel warmer. En beter.’

Dat mag dan nobel klinken, hier sprak toch in de eerste plaats de opportunist die met een lucratieve revival in het vooruitzicht zijn principes opzijzette. In Mark Kermode’s BBC-documentaire The Fear of God: 25 Years of the Exorcist gaf Friedkin, in discussie met Blatty, immers nog geen strobreed toe. En dat was in 1998. In Kermode’s monografie over de film van een jaar eerder zegt Friedkin over een dialoog waarin de priesters Karras en Merrin het motief van de duivel bespreken (Merrin: ‘The point is to make us despair, Damien’) dat de boodschap al in de film zelf zat en niet nog eens uitgelegd hoefde te worden: ‘Dat zou het equivalent zijn van de slotscène van PSYCHO, waar ik een hekel aan heb.’ Drie jaar later is de gewraakte scène, door Blatty altijd verdedigd als dé sleutel tot de betekenis van THE EXORCIST, terug in de film.

Zelfs als je er vanuit gaat dat Friedkin niet voor het geld maar voor Blatty’s argumenten is gezwicht, betekent dat nog niet dat de nieuwe EXORCIST een fundamenteel andere film is dan de oude. Ook in zijn nieuwe gedaante toont hij weinig mededogen met het jonge slachtoffer. De scène waarin de bezeten Regan bij herhaling een crucifix tussen haar benen ramt, blijft onverminderd weerzinwekkend. Voor zover je de film dus uitsluitend beschouwt als het verhaal van Regan MacNeil, heeft Kael niet helemaal ongelijk. Maar het ware hart van de film ligt ergens anders; bij de stugge, gevoelige Karras. Wanneer Karras’ moeder sterft en de priester verscheurd door verdriet en schuldgevoel aan zijn roeping begint te twijfelen, weet de demon feilloos diens zwakke plek te treffen: ‘Your mother sucks cocks in hell!’ Dat komt harder aan dan alle pijnigingen waaraan Friedkin en Blatty hun feitelijke hoofdpersoon blootstellen.

Overigens hebben de ‘verbeteringen’ die Friedkin in de nieuwe versie heeft aangebracht alle betrekking op de rol van Regan. Een eerste medisch onderzoek, dat in 1973 sneuvelde in de montage, is weer in de film opgenomen. Het levert een langdradige extra scène op, die bovendien te vroeg lijkt te komen. In werkelijkheid mag het zo zijn dat moeders een dokter consulteren zodra hun dochters klagen over een ‘dansend’ bed, in het ritme van de film klopt het niet. Het tweede medische onderzoek, waarbij Regan als een willoos slachtoffer aan injecties en röntgenapparaten wordt onderworpen is veel effectiever, ook al danzkij de beukende geluidseffecten waarmee het gepaard gaat. De legendarische ‘spider walk’, waarbij een stand-in van Linda Blair op handen en voeten ruggelings de trap afloopt, is een special effect dat destijds waarschijnlijk om technische redenen werd afgekeurd. In de documentaire van Kermode was een take van de scène te zien, die niet helemaal overtuigde. De alternatieve take, die wel in de nieuwe versie werd gemonteerd, voldoet beter, maar eindigt in een bizarre close-up van een bloed brakende Regan. Het oorspronkelijke vervolg van deze sequentie – Regan die met een puntige tong uit haar mond over de vloer kruipt – moest ervoor wijken. Op zichzelf een bizar intermezzo, heeft de spider walk inhoudelijk weinig betekenis. Wat niet wegneemt dat het als effect geslaagder is dan de nu wel erg houterig ogende Regan-dummy waarvan het hoofd een draai van 360 graden op de romp maakt.

De derde belangrijke toevoeging is de eerdergenoemde dialoog tussen Merrin en Karras, die plaatsvindt terwijl de heren even uitblazen van hun strijd tegen het Kwade. Wanneer Karras zich vertwijfeld afvraagt waarom de Duivel het op een jong meisje heeft voorzien, suggereert Merrin dat niet Regan, maar zijzelf het doelwit zijn. Merrin: ‘Ik denk dat de bedoeling is dat we gaan wanhopen, Damien. Dat we onszelf als dierlijk beschouwen, en weerzinwekkend. Dat we onze eigen menselijkheid verwerpen, en de mogelijkheid dat God van ons zou kunnen houden.’ Het is de scène die voor Blatty alle verschil van de wereld maakt omdat hij de film zijn ‘spirituele kern’ terug zou geven. Ik denk dat de schrijver het belang van die paar regels tekst overschat, en niet alleen omdat slechts een klein percentage van het publiek überhaupt in geloofszaken is geinteresseerd. De kijker is de voorgaande anderhalf uur door Friedkin al zo grondig door de mangel gehaald, dat een kortstondig moment van introspectie nauwelijks meer tot het platgebombardeerde brein doordringt.

Ook op ondergeschikte punten – zoals een nieuw openingsshot van het huis van de MacNeils, digitaal toegevoegde flitsen van ‘Captain Howdy’ en de demon Pazuzu, een meer uitgebreide soundtrack – blijkt de restauratie geen onvermoede diepten aan te boren. Het einde van de film, dat in zijn oorspronkelijke, ambivalente vorm een gevoel van onbehagen achterliet (‘Is het nu echt voorgoed voorbij?’), heeft met de ontmoeting tussen Father Dyer en inspecteur Kinderman een hoopvoller, en dus meer met Blatty’s ideeën overeenstemmende draai gekregen. Maar ook hiervan kun je je afvragen of de geteisterde toeschouwer er een zucht van verlichting bij zal slaken. Curieus is tenslotte de ingreep op de aftiteling. Voordat Mike Oldfield’s Tubular Bells wordt ingezet, laat Friedkin nog een keer de Arabische oproep tot gebed uit de opening van de film horen. Friedkin in Fangoria: ‘Dat maakt de cirkel rond (. .) en het het verhaal universeler. Het is uiteindelijk niet alleen een katholiek verhaal, maar een verhaal over de broederschap van alle mensen. Over het geloof in goed en kwaad dat aan de basis ligt van vele wereldgodsdiensten.’

In het licht van Friedkins laatste werkstuk, RULES OF ENGAGEMENT, krijgt dit citaat een op z’n zachtst gezegd wat ironische lading. De film vertelt het verhaal van een legercommandant die voor de krijgsraad wordt gedaagd, nadat een reddingsoperatie in Jemen finaal uit de hand is gelopen. Om de Amerikaanse ambassadeur en zijn gezin te ontzetten, zou de commandant een menigte ongewapende Arabieren hebben laten neermaaien. Uiteindelijk komt de waarheid aan het licht: een door bureaucraten verdonkeremaande videoband toont ondubbelzinnig aan dat juist de zogenaamd onschuldige kinderen in de menigte als eersten het vuur openden. Het dubieuze van de film is niet dat zo’n incident in werkelijkheid niet zou kunnen plaatsvinden, maar dat Friedkin het maar al te gretig aangrijpt om er de morele superioriteit van de Amerikanen mee aan te tonen. Mutatis mutandis – en in weerwil van Friedkins woorden – lijkt het Arabisch gezang aan het eind van THE EXORCIST maar op één ding te duiden: alle Kwaad komt uit het Oosten.

Zelfs als je concludeert dat Friedkins renovatiewerkzaamheden op hun best overbodig zijn, moet ook worden vastgesteld dat de film wel tegen een stootje kan. Want THE EXORCIST was natuurlijk altijd al meer dan een knap gemaakte monster movie waarin een onschuldig kind (met een nog steeds indrukwekkend naturel gespeeld door Blair) transformeert tot een willoos medium van de Duivel. Het is de complexere figuur van Damien Karras die de film Blatty’s ‘spirituele kern’ geeft. Omdat de strijd tussen God en de Duivel, zekerheid en twijfel, hoop en wanhoop, pas werkelijk interessant is wanneer die in één en dezelfde ziel woedt. En aan dat aspect heeft Friedkin gelukkig níet zitten prutsen.

THE EXORCIST, 1973: ****

THE EXORCIST, 2000: ***1/2

Copyright Phil van Tongeren. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. .Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #49, februari 2001, p6.

1 februari 2001
  • Titel
    The Exorcist
  • Lengte
    122 minuten
  • Regie
    William Friedkin
  • Scenario
    William Peter Blatty
  • Cast
    Ellen Burstyn, Max von Sydow, Linda Blair
  • Taal
    English, Latin, Greek, French, German, Arabic, Kurdish
  • Land
    United States
  • Trailer
Meer Horror
guest
0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments

Ons magazine bevat nóg veel meer.

Word abonnee!

Als je houdt van de genrefilm, is ons magazine echt wat voor jou.
Neem een abonnement en voor slechts 35 euro valt-ie 6x per jaar op je mat.